Virus C - Wie krijgt wie klein?

Het is september, de R is weer in de maand. Tijd voor een vergadering. Griepvirus A en B zitten vol smacht te wachten om na vier maanden rust weer aan de slag te kunnen. Beide virussen zitten vol snode plannen om de komende periode zoveel mogelijk mensen te kunnen besmetten. Het griepseizoen mag wat hen betreft van start gaan!

Ze nemen plaats aan de vergadertafel en de deur gaat open. Een derde virus met een bleek gelaat betreedt de ruimte. ‘En wie ben jij?’, vraagt virus A. ‘Ik ben griepvirus C, de C staat voor Corona.' Al schuifelend loopt hij naar binnen en ploft met een zucht op de stoel.

‘Wat zie jij eruit, heb je geen vakantie gehad?’, wordt hem gevraagd. ‘Nou nee, terwijl jullie lekker ergens aan het luieren waren, heb ik nog even een paar maanden doorgewerkt.' Virus A kijkt hem vol verbazing aan: ‘Jij komt uit China, toch?’

‘Ze zeggen het. Sorry dat ik nog niet alles goed begrijp; die taal blijft een dingetje’, antwoordt virus C. ‘Nee joh, geeft niks. We zullen wat langzamer praten, dan kun jij het ook volgen’, zegt virus B, en hij vervolgt de vergadering. ‘Goed, hoe gaan we het dit seizoen aanpakken? Hebben jullie ideeën?’

Virus C kan zijn ogen bijna niet openhouden, en zegt: ‘Het voordeel dat ik heb, is dat er voor mij nog geen vaccin is, en tegen jullie wel.' Virus A en B kijken hem vol afschuw aan. ‘Dat betekent dus dat wij al met een achterstand beginnen!’

‘Tja, daar kan ik natuurlijk ook niks aan doen. Er is momenteel wel paniekvoetbal om een vaccin te maken, maar het kan dus nog even duren.' Virus A gelooft zijn oren niet: ‘En de mensen die geen vaccin willen, kunnen wij moeilijker besmetten omdat iedereen anderhalve meter afstand houdt!’

’Dat komt dus door jou. Dan kunnen wij ons werk niet doen!’, roept virus B. Virus C raakt licht geïrriteerd door langdurig slaaptekort en vraagt virus B om een bak koffie in te schenken. ‘Een sterk bakkie graag. Het liefst met een neut, want ik moet nog even scherp blijven’, zegt hij.

‘Geef mij maar wél iets sterks’, zegt virus A. ‘Luister...’, vervolgt virus C. ‘Dat hele anderhalve meter gedoe, daar zijn die mensen niet zo strikt in hoor! Waarom denk je dat ik zulke wallen heb? Ik kom om in het werk. Supermarkten, winkelcentra, verjaardagen: ik ga overal langs, ik besmet me rot’, zegt virus C. ‘Alleen de ouderen, daar kom ik iets moeilijker bij nu. Die zijn niet gek natuurlijk. Laatst was ik in een supermarkt, en ze hebben overal schermen, handgel, stickers... Ze verzinnen van alles!’

De moed zakt virus A en B in de schoenen. ‘Ik denk dat ik nog maar wat extra vakantiedagen ga opnemen’, zegt virus A. Virus C onderbreekt hem. ‘Kop op, het is een kwestie van samenwerken en bij elkaar in de buurt blijven en goed de taken verdelen. Met zijn drietjes staan we sterk! Ik ben blij dat ik nu weer hulp van jullie heb. De verwachting is dat er voor mij eind van dit jaar ook een vaccin is, dus we zullen toch nog even moeten doorpezen.' 

‘Het voordeel dat wij hebben, is dat veel mensen bang zijn om zich te laten vaccineren’, vervolgt virus A. ‘Ze zeggen dan dat ze juist ziek worden of dat ze toch nooit ziek zijn. Zolang ze dat denken, houden wij onze baangarantie.' 

‘En jij hebt helemaal geluk’, zegt virus B, wijzend naar virus C. ‘Jij hebt nog vrij spel, want een nieuw vaccin, daar houden ze helemaal niet van!' ‘Das waar’, zegt virus C. ‘Het schijnt zelfs dat ik mensen twee keer heb besmet, dus dat biedt weer mogelijkheden. Ik zou werknemer van het jaar moeten worden!’

‘Kortom, we hopen dat de mens zich niet aan die anderhalve meter blijft houden. Dan is er voor ons alle drie tijdens het komende griepseizoen in ieder geval genoeg werk!’ Virus B sluit de vergadering af: ‘Proost op een vruchtbare samenwerking! Ontsmet jij de tafel, virus A?’