Hospiceverpleegkundige Esther - 'Ik pak haar hand, zeg het gedichtje op en wens haar een goede reis'

Esther-gedicht

'Esther, ken jij het gedichtje van de 14 engeltjes?' Dat vroeg Karin aan hospiceverpleegkundige Esther, nadat ze niet kon slapen. Ze kon niet slapen, omdat ze het gedicht niet meer wist. Esther zocht het gedicht voor haar op en las het voor. Dit zorgde voor een prachtige reactie bij Karin.

Karin is de eerste dagen verward, nadat zij is opgenomen in het hospice. Ze is vanuit het ziekenhuis met een ambulance gebracht. De snelheid van de overplaatsing van het ziekenhuis naar het hospice kan ze niet bijhouden. Een uitgezaaide tumor in haar baarmoeder is, ondanks behandelingen, niet meer tegen te houden. Zo was ze nog daar, en zo is ze ineens hier: van een hectische omgeving naar de stille serene sfeer in het hospice.

Karin is een uitgesproken persoon en neemt geen blad voor de mond. 'Wat ben ik toch ineens? Wat gebeurt er?' De wisseling van sfeer maakt dat ze maar niet kan plaatsen wat er is gebeurd. Ondanks dat heeft ze een duidelijk ziektebesef en weet wat haar te wachten staat. Maar dat is niet waardoor ze uit het veld is geslagen. 'Ik ga dood, en ik vind het machtig interessant!', zegt ze met een glimlach.

Ze is een spraakwaterval en vertelt iedereen die naast haar bed komt te staan, enthousiast en vol overtuiging dat ze binnenkort naar haar moeder gaat. Ze ziet haar overleden spirituele moeder al vaak bij haar bed staan en is totaal niet bang. Ze is een spiritueel persoon die tijdens haar ziekteproces al een duidelijk beeld heeft van wat haar te wachten staat.

'Waar ben ik?', vraagt ze vaak in de eerste dagen. 'Wat een cadeau om hier te mogen zijn! Wat een rust en wat een liefdevolle sfeer hangt hier!' Het ziekenhuis was voor haar een ramp: 'Allemaal mensen die rennen en vliegen en geen tijd voor je hebben. En als ik eens wat aandacht vroeg als het nacht was, dan kon ik alleen maar een slaappil krijgen. Wat een warm bad om hier te mogen zijn!'

Karin heeft altijd alleen gewoond. Ze heeft geen partner of kinderen. Ze is een enorme kletstante en vertelt zonder schaamte dat ze thuis altijd hardop tegen zichzelf praatte. Ze was een geweldig gezelschap voor zichzelf. En nu? Nu mogen wij eraan geloven. Zo bezorgt ze vooral de vrijwilligers volop werk in de tijd dat ze bij ons is. Iedereen die bij haar binnenkomt houdt ze vast met haar verhalen en geniet van mensen om haar heen.

Haar ratelende woorden getuigen van een drukke geest, waardoor ze in de nacht vaak wakker ligt. Zo drukt ze midden in de nacht op het alarm. Ik ga naar haar toe en zie een gefronste uitdrukking op haar gezicht. Zodra ze mij ziet ratelt ze erop los: 'Esther, ken jij het gedichtje van de 14 engeltjes?' Ik weet niet waar ze het over heeft en vraag wat ze bedoelt. Ze zegt dat ze niet kan slapen omdat ze het gedicht niet meer helemaal weet. Het is een gedicht wat haar moeder altijd oplas als ze haar kwam toedekken om te gaan slapen als kind.

'Het gedicht gaat over 14 engeltjes', zegt ze en gaat door als ze geen herkenning in mijn gezicht kan aflezen. '’s Avonds als ik slapen ga, volgen mij 14 engeltjes na, twee aan mijn hoofdeind, twee aan mijn voeteneind, twee aan mijn linkerzij en twee aan mijn rechterzij. Maar dan heb ik er nog maar acht. Waar zijn die andere vier engeltjes dan?' Ik zou haar graag willen helpen, maar het gedicht is mij niet bekend. 'Getverdemme!', zegt ze en blijft het gedicht herhalen in de hoop dat het haar weer te binnen schiet. Ik probeer haar af te leiden door het gesprek op een ander onderwerp te gooien. Het lukt en gelukkig valt ze hierna in slaap.

Overdag thuis zoek ik het gedicht voor haar op, print het uit en neem het weer mee als mijn volgende nachtdienst begint. Karin is nog wakker en ik loop haar kamer binnen met het gedicht. Ik lees het aan haar voor en de tranen lopen over haar wangen. 'O Esther, wat mooi! Jaaaa, dat was het! Dit gaat de tekst worden op mijn rouwkaart!' De overtuiging van haarzelf dat zij niet dood zal gaan, maar dat zij over zal gaan naar een nieuwe wereld waar ze ontvangen zal worden door haar moeder, maakt dat zij heel haar nalatenschap, uitvaartdienst, liedjes, rouwkaart en andere dingen die erbij komen kijken, tot in de puntjes zelf al aan het regelen is.

Een week later overlijdt zij in de avond. En tijdens mijn nachtdienst blijft ze in het hospice om de volgende ochtend opgehaald te worden de uitvaartondernemer.  Haar lichaam zal dan in een ritueel uitgeleide het hospice verlaten. De kaars in de hal brandt als teken voor anderen dat er iemand is overleden. Voor de nacht blaas ik deze uit i.v.m. de brandveiligheid. Ik loopt naar haar toe en blaas ook het kaarsje op haar nachtkastje uit i.v.m. brandgevaar.

Ik kijk naar haar lichaam dat rust en vrede uitstraalt. De pijngroeven in haar gezicht zijn verdwenen. De stilte en serene rust waar ze zo van genoot is nog krachtiger aanwezig. Ik voel een glimlach op mijn gezicht als ik haar in gedachte in de armen van haar moeder zie. Ineens denk ik aan het gedichtje van de 14 engeltjes. Ik pak haar hand, zeg het gedichtje op en wens haar een goede reis.

De volgende ochtend steek ik vlak voor de komst van mijn collega die mij komt aflossen, de kaars in de hal en het kaarsje op haar nachtkastje weer aan. Ik overhandig ik het uitgeprinte gedicht aan mijn collega met de vraag of dit gebruikt kan worden bij haar uitgeleide in plaats van het vaste gedicht wat altijd voorgelezen wordt. Ik vertel haar het hele verhaal.

En zo wordt Karin later die ochtend, in haar kist vanuit haar kamer, de hal in gedragen waar een stop wordt gehouden. Ze wordt omringt met haar familie, aanwezige vrijwilligers, de coördinator, de verpleegkundige en de uitvaartverzorgers. En dan klinken de woorden van haar geliefde gedicht, uit de mond van een vrijwilliger:

’s Avonds als ik slapen ga

Volgen mij veertien engeltjes na

Twee aan mijn hoofdeind

Twee aan mijn voeteneind

Twee aan mijn linkerzij

Twee aan mijn rechterzij

Twee die mij dekken

Twee die mij wekken

Twee die mij wijzen

Naar ’s hemels paradijzen

Dit is Esther:

Ik ben Esther en werk na 18 jaar in de wijk sinds 2019 als hospiceverpleegkundige bij Careyn DWO/NWN. Het werken in een hospice brengt mij veel ervaringen, bijzondere momenten, inzichten en emoties. Schrijven helpt me om te verwerken wat ik allemaal meemaak. Met het delen van mijn verhalen wil ik graag het taboe rond de laatste fase van het leven doorbreken. Want we praten er niet graag over, weten er niet veel van en willen er al helemaal niet aan denken. De laatste levensfase is echter niet alleen verdriet, maar net zoals in het ‘normale’ leven is er ook lachen, genieten, huilen, sarcasme, lol, boosheid en ja, zelfs feesten. Ik schrijf verhalen en gedichten om deze fase van het leven in het licht te zetten. Meer verhalen lezen? Klik hier voor mijn Facebookgroep: ‘De laatste bladzijde -hospice verhalen en gedichten-.'

De verhalen van hospiceverpleegkundige Esther zijn gebundeld in het boek 'De laatste bladzijde', dat je HIER kunt bestellen.

Colofon: FloorZorgt is jouw online zorgmagazine! Op dit moment lezen 80.000 unieke zorghelden mij maandelijks. Door middel van inspirerende blogs, relevante producten (kijk snel in mijn webshop!) mooie artikelen en zorgnieuws houd ik jou op de hoogte van alle ontwikkelingen in de zorg. Heb je mijn mobiele app al gedownload en volg je mij al op Facebook, Instagram of Linkedin? Wil je adverteren? Stuur me dan een mailtje en ik neem z.s.m. contact met je op of bekijk de mogelijkheden alvast hier. Ook ik maak weleens een foutje ;-) Heb je er één gezien? Mail het me. Ik ben je dankbaar! 

You have already unliked it!